P. Smit, Nieuwerkerk aan de IJssel |
Bokhouderij |
Als bokhouder is men de sleutel van de vereniging met een
volle stal en een uitkering in kas, indien dit er af kan. Maar zelf
bokhouder zijnde, wil ik graag iets vertellen van mijn ervaringen. Toen
ik een tiental jaren terug voor mijn geiten een 'wilde' bok gekocht had, was
ik trots op het beest, maar ik kon niet tegen de vreselijke lucht. Het lijkt
misschien wat overdreven, doch ik werd misselijk van de lucht en mijn eten
kwam er uit. Maar ik heb nu twee seizoenen de afdelingsbokken, een Witte
en een Toggenburger. Ik word nu niet meer onpasselijk, want ik ben van
mening dat het aan ons zelf ligt of de bok erg stinkt. Het gaat er om hoe de
dieren worden verzorgd. In het najaar gaan ze om de drie weken in het
bad, en ik gebruik hiervoor de goedkoopste shampoo van 1,25 gulden per
liter. De bokken staan op roosters, ze krijgen elke dag schoon stro en een
keer in de week maak ik de roosters schoon met creoline en een emmer water,
nadat ze van tevoren schoon gemaakt en gespoeld zijn. Ik mag niet beweren
dat je de dieren niet ruikt, maar stinken doen ze in geen geval. Ik woon in
een straat en de bokken staan nog geen tien meter van de huizen af, dus je
begrijpt wel dat ik bij het minste luchtje klachten te horen zou krijgen.
Dit kan ik mij wel voorstellen, want niemand heeft graag een stank van de
dieren van zijn buren te verdragen. Dus verenigingen die met het probleem
van de bok zitten, laten ze de dieren maar eens af en toe wassen, dan
behoeft het houden van een bok geen probleem te zijn.
|
P. Smit, Nieuwerkerk aan de IJssel De Geitenhouder, maart 1971 |
|