GEIT OP DE VOORGROND

 

De Dora-stam van Jansen, Nijverdal
Het streven van de Stamboekfokkerij is er op gericht om dieren te krijgen, die:
a. onder normale omstandigheden een zo hoog mogelijke opbrengst leveren;
b. een lange levensduur hebben;
c. hun goede eigenschappen overbrengen op de nakomelingen.
Om dit doel te verwezenlijken, worden in de eerste plaats de dieren op exterieur beoordeeld. Blijkt bij de keuring dat ze een zodanige bouw vertonen dat verwacht mag worden dat ze aan de gestelde eisen voldoen, dan worden ze ‘ingeschreven’. Bovendien gaan we, om ons zekerheid te verschaffen omtrent het vermogen tot een goede produktie, bij de vrouwelijke dieren melkcontrole toepassen.

Keuring op afstammelingen
Wat betreft de vererving van de eigenschappen is het echter veel moeilijker zich daarvan een goed voorbeeld te vormen. Bij de andere diersoorten, met name in de rundveefokkerij, wordt daartoe de laatste jaren op grote schaal afstammelingenonderzoek toegepast. Blijkt hierbij dat een vaderdier een zeer gunstige invloed op de fokkerij heeft uitgeoefend, zowel wat betreft exterieur als produktie, dan kan men daarvoor een predikaat worden toegekend. Bij de meeste diersoorten is dit Preferent.
We kennen dit ook bij de geitenfokkerij. De omvang van de geitenstapel is er de oorzaak van, dat maar zelden dit predikaat aan een bok wordt verleend. Voor zover ons bekend is de Toggenburgerbok Erfvorst 143 S de eerste en …. tot nog toe de enige die het zover heeft gebracht.

Preferente Stammoeder
Hoewel de invloed van een mannelijk dier op de fokkerij veel groter is dan van een vrouwelijk, wordt ook bij laatst genoemde aandacht besteed aan de fokprestaties. Bij de geitenfokkerij kennen we hiervan als voorbeeld op de grotere keuringen de rubriek: “Drietal directe afstammelingen van een geit”. De rundveefokkerij, als voorbeeld het meest gelijkend op de geitenfokkerij, kent voor koeien die ‘best fokken’ het zeer toepasselijke predikaat Preferente Stammoeder.
Zo’n preferente stammoeder in de Overijsselse geitenfokkerij nu is Dora 1292 KS.

Dora 1292 KS
Bloed-opbouw
Dora werd op 9 maart 1947 geboren op de stal van de heer H. Jansen, P.C. Stamstraat 33, te Nijverdal, als laatste dochter van de toen zevenjarige Geertje 2 682 S, die herfst 1946 gepaard was met Jozua 147 S.
 
Vaderszijde
Deze afstamming beloofde wat voor de toekomst als u weet dat Jozua 147 S met AB voor Algemeen Voorkomen was ingeschreven en tot vader de buitengewoon goed fokkende, in Gelderland aangekochte, Inspecteur 732 S had. Inspecteur heeft negen jaar de Overijsselse fokkerij gediend.

De moeder van Jozua was al even beroemd. Janna 557 S van Heldoorn uit Wilsum was in de jaren 1940 tot 1943 een begrip. De oudere fokkers zullen zich dit zeker nog herinneren. Ze is jammer genoeg nimmer volledig gecontroleerd. Toch is van haar een melklijst bekend uit 1942. Als driejarige produceerde ze toen 655 kg melk met 3,905 vet in 210 dagen. Onder minder gunstige omstandigheden dus zeer bevredigend.
Als eenjarige werd ze ingeschreven met ab voor type, en omschreven als een fraai gebouwde, best ontwikkelde eenlamsgeit.
De eigenaar was toen de heer H. Dolfsma te Westenholte, die haar als lam had gekocht van de heer Kamp te Windesheim.

Moederszijde
Geertje 2 682 S werd in het voorjaar van 1940 geboren bij de heer M. Gortemaker te Nijverdal en door de heer H. Jansen aangekocht.
In 1942 wist ze zich op de keuring goed te plaatsen en kreeg haar rechteroornummer. Ze behaalde bij inschrijving B+ voor Algemeen Voorkomen met de omschrijving: “Sterk en evenredig gebouwde geit met beste uier”.
In 1946 en 1947 maakte ze de volgende melklijsten:
6 jaar: 777 kg melk met 3,64% vet in 259 dagen.
7 jaar: 847 kg melk met 3,40% vet in 249 dagen.

Over haar vader Edo 105 S is maar weinig bekend. Hij heeft tijdens de oorlog twee jaar dekdienst verricht. Zijn moeder Nellie 334 S van de heer E. Mulder te Harculo gaf als driejarige 831 kg melk met 4,45% vet in 295 dagen.
Zijn vader was de Gelderse bok Pampus 411 S.

De moeder van Geertje 2 was Geertje 550 R. Een geit van best exterieur met goede melktekens, die volgens de aantekening in het Provincaal Register in 1941 de eigenaar, de heer Gortemaker, de kampioensprijs van de provinciale keuring bezorgde.

In een volgend artikel hopen we u iets te vertellen over Dora 1292 KS en haar nakomelingen.
H.N.
De Geitenhouder, juni 1956

     

De Dora-stam van Jansen, Nijverdal (vervolg)
In een vorig artikel gingen we de afstamming van Dora 1292 KS na. Laten we nu eens zien hoe haar levensloop is geweest.

Exterieur
Omringd door de goede zorgen van de familie Jansen groeide het in maart geboren geitlam zeer voorspoedig op. Vanzelfsprekend mocht ze in de zomer mee naar de keuring. Dat ze daar een goed figuur sloeg, blijkt uit het in “De Geitenhouder” gepubliceerde verslag van dat jaar. We vinden daar namelijk het volgende: “Bij de klasse lammeren behaalde de heer H. Jansen met een best ontwikkeld, fraai gelijnd volbloed lam de eerste prijs”.
In 1948 verscheen ze als eenlamsgeit ter keuring en weer kwam ze aan de kop te staan. Ze werd bovendien ingeschreven met AB voor Algemeen Voorkomen en de omschrijving op het keuringsrapport luidt: “Fraai, gelijnde, best ontwikkelde melkgeit”.
Vanaf dat moment kennen we haar als Dora 1292 S.
De goede vererving van haar vader, Jozua 147, viel dat jaar al op, want in het verslag van de keuring werd zijn naam speciaal in dat verband genoemd.

Ook de daarop volgende jaren heeft Dora vele onderscheidingen verworven op de plaatselijke-, districts- en provinciale keuringen.
Vanaf 1951 kwam ze steeds uit in de produktieklasse. Begrijpelijk dat ze na afsluiting van haar melklijsten in het Keurstamboek werd ingeschreven.

Produktie
Omdat in Overijssel destijds de bepaling bestond, dat per geit voor slechts twee lactatieperioden subsidie werd verstrekt, is Dora alleen als eenjarige en driejarige op produktie gecontroleerd.
Ze maakte de volgende melklijsten:
1 jaar: 608 kg melk met 4,16% vet in 249 dagen.
3 jaar: 1150 kg melk met 3,89% vet in 324 dagen.

Nakomelingen
Van haar eerste worp werden geen lammeren geregistreerd.
Het opvolgend jaar bracht ze, uit paring met de bok Inspecteur G 732 (van vaderszijde haar grootvader) onder andere Pedro 743 l.o., die in de herfst als een der beste jonge bokjes uit de opfokstal naar de vereniging te Windesheim gin. Het is, jammer genoeg, in oktober van hetzelfde jaar reeds gestorven.
In 1950 wierp ze twee boklammeren en een geitlam, die Piet 205 tot vader hadden. Van de beide bokjes werd er een afgekeurd en de andere, die later is ingeschreven als Rudolf 209 S, heeft drie jaar dekdienst gedaan in Windesheim. Op de Kringkeuring 1951 verwierf hij de kampioenstitel.
Het geitlam werd aangekocht door de heer G. Vos te Nijverdal en staat met B+ voor Algemeen Voorkomen in het Stamboek als Catharina 1407 KS.

Sjoerd 214 KS
De beste worp is ongetwijfeld die van 1951. Uit de paring met Rolf, zoon van de bekende Truus 1270 van C. Stel te Zwollerkerspel, werden in dat jaar vier lammeren geboren, te weten twee bokjes en twee geitlammeren.
Hiervan trad Sjoerd 214 S het meest op de voorgrond.
Hij bleef na zijn opfokperiode twee jaar in de vereniging Wilsum, waarna hij verhuisde naar Zwolle. Hier heeft hij ook twee jaar gestaan en ging in de herfst 1955 naar Ossenzijl. Tijdens zijn ‘Zwolse’ periode verwekte hij enige zonen, die in de fokkerij een belangrijke plaats innemen.
Bij inschrijving in het Stamboek werd hij omschreven als een ‘typisch sterk gebouwd vaderdier met bijna ideale voorhand’.
Op de kringkeuring te Zwolle in 1953 werd hij in zijn rubriek het hoogst geplaatst en bovendien tot kampioen uitgeroepen.
Ook op de provinciale keuring in 1955 wist hij zich te handhaven. Behalve de eerste prijs verwierf hij wederom de kampioenstitel.

Zijn volle broer Sijmen ging eerst naar Slagharen en daarna naar Dedemsvaart. Door moeilijkheden met de bokhouder is hij te vroeg opgeruimd. Hij deed in exterieur weinig onder voor Sjoerd.

Van beide geitlammeren werd er een verkocht aan de heer H. Weyn te Nijverdal. Ze staat in het Stamboek vermeld als Martha 1438 KS, waaruit dus blijkt dat zowel exterieur en produktie goed zijn.
Als bokmoeder helpt ze mee het bloed van de Dora-stam verder te verspreiden.

Dora II 1412 KS
Het andere lam werd door de heer Jansen zelf aangehouden en hieruit groeide Dora II 1412 KS. De keuze van de heer Jansen bleek juist te zijn. Reeds als jonge geit trad Dora II op de voorgrond. De hoogste eer behaalde ze echter op de provinciale keuring 1955, toen ze werd aangewezen als de kampioene, een onderscheiding die de moeder nimmer wist te halen.
Ook zij heeft reeds enkele zonen geleverd voor de bokkenopfokstal en doet dit thans nog. Haar zoon Voran 221 S behaalde in 1955 de eerste prijs in de rubriek anderhalfjarige bokken.

In een slotartikel hopen we u iets te vertellen over de in 1952 en 1953 geboren nakomelingen van Dora, alsmede een staatje met de produktie van de dochters en de bekroningen op districts- en provinciale keuringen.
H.N.
De Geitenhouder, juli 1956

   

De Dora-stam van Jansen, Nijverdal (slot)
In een vorig artikel zijn we gebleven bij een beschouwing van de nakomelingen uit de worp in 1951 van Dora 1292 KS.

Het opvolgend jaar, ze was wederom gepaard met Rolf, leverde slechts een boklam, dat een plaats vond in Windesheim, waar hij twee jaar dienst heeft gedaan. Hij werd ingeschreven als Tinus 218 S. een niet te zware, goedsoortige bok, die de vereniging op de kringkeuring te Zwolle in 1953 aan een eerste prijs hielp.

De laatste worp van Dora was die in 1953. Ze bracht dat jaar een bok- en een geitlam, die Nero G 947 tot vader hebben.
Ulfried 965 l.o.
ging als reservebok naar IJsselmuiden en zijn zuster werd door de heer Jansen opgefokt en aangehouden ter versteviging van zijn geitenstapel.
Ze bleef in 1954 gust, maar het opvolgend jaar op de plaatselijke keuring werd ze met een eerste prijs bekroond en ingeschreven als Dora III 1514 S.
Met haar oudere halfzuster Dora II 1412 KS deelt ze thans de stal bij de familie Jansen.

De beide Dora's (II en III)
Produktiegegevens dochters
Hieronder laten we de melklijsten van alle dochters van Dora 1292 KS volgen.
Catharina 1407 KS: 3 jaar, 875 kg melk, 4,19% vet in 308 dagen
Dora II 1412 KS: 2 jaar, 998 kg melk, 3,55% vet in 323 dagen
4 jaar, 949 kg melk, 3,68% vet in 311 dagen
Martha 1438 KS: 2 jaar, 930 kg melk, 3,78% vet in 310 dagen
4 jaar, 826 kg melk, 4,45% vet in 294 dagen
Dora III 1514 S: 2 jaar, 861 kg melk, 4,03% vet in 300 dagen

Bekroningen
Zo hier en daar noemden we in het voorafgaande reeds enkele prijzen die door Dora of haar nakomelingen werden behaald.
Het lijkt ons de moeite waard deze in volgorde van de (na 1947) gehouden Kring- en Provinciale keuringen te vermelden.  
Provinciale keuring 1949:
  Dora 1292 S: derde prijs tweejarige geiten
     
Jubileumkeuring Windesheim 1951:
  Dora 1292 S: tweede prijs produktieklasse
zoon: Rudolf 209 S: eerste prijs en kampioensbok
dochters: Catharina 1407: eerste prijs eenjarige geiten
geitlam 754 l.o.: 1A-prijs lammeren
geitlam 755 l.o.: 1B-prijs lammeren
     
Provinciale keuring 1952:
  Dora 1292 KS: tweede prijs produktieklasse
  zoon: Sjoerd 214 S: tweede prijs eenjarige bokken
  dochters: Catharina 1407 S: tweede prijs tweejarige geiten
Dora II 1412 S: 1A-prijs eenjarige geiten
  Groep afstammelingen van Dora 1292 KS: 1A-prijs
   
Kringkeuring Zwolle 1953:
  Hieraan deed de afdeling Nijverdal niet mee, maar van haar zonen behaalde:
    Sjoerd 214 S: eerste prijs oude bokken en kampioen
    Tinus 218 S: eerste prijs eenjarige bokken en reservekampioen
     
Provinciale keuring 1955:
  zoon: Sjoerd 214 S: eerste prijs oude bokken en kampioen
  kleinzoon: Voran 221 S: eerste prijs eenjarige bokken en reservekampioen
  dochters: Dora II 1412 KS: 1A-prijs produktieklasse en kampioen
Dora III 1514 S: 2A-prijs eenjarige geiten
  kleindochter: Catharina II 1536 S: 1A-prijs eenjarige geiten
  Groep afstammelingen van Dora 1292 KS: eerste prijs
  Groep afstammelingen van Dora II 1412 KS: 2A-prijs
   
De gehele afdeling Nijverdal heeft overigens geprofiteerd van deze fokkerij, hetgeen blijkt uit de plaatsing van de verenigingscollectie in de onderscheidene jaren op de provinciale fokdagen:
1949: derde prijs
1951: derde prijs
1952: 1B-prijs
1955: 1A-prijs

In het eerste artikel over de Dora-stam zijn we begonnen met te stellen, dat we in de fokkerij streven naar dieren die:
a. onder normale omstandigheden een zo hoog mogelijke opbrengst leveren;
b. een lange levensduur hebben;
c. hun goede eigenschappen overbrengen op de nakomelingen.

We menen te mogen zeggen, dat Dora 1292 KS hieraan te volle heeft voldaan, ja zelfs dat ze op de Overijsselse geitenfokkerij een wel bijzonder grote invloed heeft uitgeoefend.

Mogen we tot slot de fokker, die zoveel heeft bijgedragen tot deze resultaten, namens alle geitenfokkers in de provincie onze welgemeende dank brengen en hem nog vele successen op de komende fokdagen toewensen.
H.N.
De Geitenhouder, september 1956

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG