RASSTANDAARD BONT |
Rasstandaard van de Nederlandse Bonte geit:
|
||
Een hoogbenige, gerekte, wigvormige en melkrijke geit. In de juiste verhoudingen ruime hoogte-, breedte- en lengtematen en een enigszins open en solide bouw. De verhouding romplengte ten opzichte van de hoogtemaat is ongeveer 117%. De verhouding voorbeenlengte en schofthoogte is ongeveer 50%. |
||
Ontwikkeling: Naast ruime breedte-, lengte- en inhoudsmaten streeft men bij de geit naar een kruishoogte van ongeveer 80 cm op volwassen leeftijd. |
||
Beenwerk: Harde en droge beenkwaliteit met in voor-, achter- en zijaanzicht een correcte stand en een veerkrachtige, ruime stap. |
||
Uier: Een goed ontwikkeld, lang, breed en hoog aangehecht uier. Net iets binnen de uier geplaatste spenen van ongeveer 5 cm lang met een loodrechte stand. Een symmetrisch gevormd uier die soepel en zacht aanvoelt en voorzien is van een sterke ophangband. |
||
Bespiering: Voldoende bespiering om als melkgeit goed te kunnen functioneren. |
||
Kop en hals: Een sprekende, fijn besneden kop met lange, staande oren en een recht neusbeen. Een brede bek met goed ontwikkelde kaken. Een lange, voldoende bespierde hals die vloeiend aansluit op de voorhand. |
||
Voorhand: Een gesloten voorhand die voldoende breed en diep is. |
||
Middenhand: Een ruime en sterke middenhand met lange, gewelfde ribben die schuin naar achteren liggen, waarbij een 7-vormige hongergroef zichtbaar is. |
||
Achterhand: Het kruis is breed, lang en iets hellend (ongeveer 155 graden). De dijen voldoende bespierd. |
||
Kleur: Tweekleurig, te weten, zwart-wit of bruin-wit. |
||
Aftekening: Scherpe aftekening en overgangen. |
||
Beharing: Naast een dunne, soepele huid is de beharing kort, fijn en glad. |
||
|
Rasstandaard van de Nederlandse Bonte bok:
|
||
Een hoogbenige en gerekte bok. In de juiste verhoudingen ruime hoogte-, breedte- en lengtematen en een enigszins open en solide bouw. De verhouding romplengte ten opzichte van de hoogtemaat is ongeveer 117%. De verhouding voorbeenlengte en schofthoogte is ongeveer 50%. De bok toont meer macht en is zwaarder van uitvoering dan de geit. |
||
Ontwikkeling: Naast ruime breedte-, lengte- en inhoudsmaten streeft men bij de bok naar een kruishoogte van ruim 90 cm op volwassen leeftijd. |
||
Beenwerk: Harde en droge beenkwaliteit met in voor-, achter- en zijaanzicht een correcte stand en een veerkrachtige, ruime stap. Het gehele beenwerk is wat zwaarder dan bij de geit, wat wil zeggen meer bot. |
||
Scrotum: Een goed ontwikkeld scrotum met een dunne, soepele huid. |
||
Bespiering: Een goede bespiering met name in de hals, lendenen en dijen. |
||
Kop en hals: Een sprekende, fijn besneden kop met lange, staande oren en een recht neusbeen. Een brede bek met goed ontwikkelde kaken. Een lange, goed bespierde hals die vloeiend aansluit op de voorhand. Kop en hals stralen mannelijkheid uit. |
||
Voorhand: Een gesloten voorhand die voldoende breed en diep is. |
||
Middenhand: Een ruime en sterke middenhand met lange, gewelfde ribben. |
||
Achterhand: Het kruis is breed, lang en iets hellend (ongeveer 155 graden). De dijen goed bespierd. |
||
Kleur: Tweekleurig, te weten, zwart-wit of bruin-wit. |
||
Aftekening: Scherpe aftekening en overgangen. |
||
Beharing: Naast een dunne, soepele huid is de beharing kort, fijn en glad. |
||
|