UIT DE OUDE DOOS

 

B. Lieuwes-Uildersma, Wirdum

Enkele indrukken over mijn geitenfokkerij

Op mijn achtste verjaardag in 1955 wenste ik niets anders dan een geitje. Mijn ouders en mijn broer vonden dit geen geschikt verjaardagscadeau voor mij, maar ik bleef bij mijn wens.
Mijn vader ging toen naar de heer A. Mulder, voorzitter van de geitenfokvereniging “Loppersum e.o.” om te vragen of hij een geitje wist. “Nu”, zei de heer Mulder, “dan moet de geit van mijn vader straks al een ooilam krijgen, anders zou ik er geen een weten. Als er een ooilam geboren wordt, stuur ik wel een bericht.”
Veertien dagen later kwam de heer Mulder met de voor mij blijde tijding, dat ik een geitje kon halen bij zijn vader te Zijldijk. Het was er een van een drieling, een heel klein geitje van drie dagen oud. Mijn broer zei nog tegen mijn vader: “Hoe kon u zo’n klein geitje voor haar kopen!”
Ze kreeg de naam Greetje en werd in het Register van Jongvee ingeschreven onder no. 5780.
Het geitje kreeg de eerste dagen vijf keer per dag melk, maar al spoedig kwam er karnemelk door. Toen Greetje wat ouder werd, dronk ze zich zat in karnemelk en wist precies haar maat.

Op de lokale keuring van de geitenfokvereniging “Loppersum e.o.”, waarvan ik lid ben, sloeg Greetje al direkt een goed figuur. Ze werd bekroond met een tweede prijs.
Als eenjarige zette ze haar successen voort en behaalde in Loppersum op de lokale keuring en op de kringkeuring te Usquert een 1a-prijs, en werd tevens aangewezen als reservekampioene.
Op eenjarige leeftijd werd ze in het stamboek onder S 83 ingeschreven, met b+ voor algemeen voorkomen en een b voor uier.
Ze heeft in totaal 16 prijzen behaald, waarvan twee keer kampioene Provinciale Fokdag.

In 1960 toen ze voor de vijfde keer moest lammeren, werd ze na het lammeren ernstig ziek. Hoewel de veearts er direkt bij geroepen werd, mocht zijn hulp niet baten. Een paar dagen later was ze dood.

Veel dochters heb ik van Greetje I niet gehad. Een dochter ervan, Greetje II S 189, is in 1960 naar ’s Hertogenbosch geweest, waar ze bekroond werd met een eerste prijs.
Greetje I S 83: Kampioene op de Provinciale
geitenkeuring te Meeden 1959
Greetje 5 S 218
Een kleindochter van Greetje I, Greetje 5 S 218 (moeder: Greetje 3) heb ik nog. Dat is weer precies haar grootmoeder. Ze won achtereenvolgens in 1962, 1963, 1964, 1965 en 1966 het kampioenschap op kringkeuringen en Provinciale Fokdagen.

Daar Greetje 5 een soort reumatiek heeft, kan ze jammer genoeg niet meer naar een keuring gaan. Met haar negen jaren mag ze nu volop van de rust genieten.

Van Greetje 5 heb ik nu nog twee dochters, namelijk Irene S 268, zeven jaar oud en Astrid RvJ 6504, een jaar oud.
Irene kan ook niet meer naar een keuring gaan, ze heeft een doorgezakte buik, vier jaar geleden over gehouden van het lammeren krijgen.
Deze geit is al verschillende keren ernstig ziek geweest en daarom wou ik haar het afgelopen jaar niet weer bij de bok hebben. Mijn vader en mijn broer hebben echter net zo lang gepraat, dat het toch weer is doorgegaan.
Ze heeft nu twee mooie ooilammeren geworpen en een bokje. De beide ooilammeren zijn op de lokale keuring bekroond met een eerste prijs.

Astrid RvJ 6504 heeft dit jaar twee ooilammeren geworpen, waarvan een op de lokale keuring bekroond werd met een eerste prijs. Het andere ooilam is vanwege hersenletsel gestorven. Zelf werd ze bekroond met een 1b-prijs.

Van Irene heb ik een dochter Linda S 358, ze is nu drie jaar oud en heeft nu reeds twee keer het kampioenschap behaald.
Het vorig jaar op de kringkeuring te Roodeschool heeft ze een mooie beker voor het kampioenschap – aangeboden door “Het Vrije Volk” – gewonnen.
Dit jaar heeft Linda een ooilam en twee boklammeren gebracht. Een boklam is aan de geitenfokvereniging Loppersum verkocht als dekbok.
Bovengenoemde dieren zijn alle afstammelingen van Greetje I S 83.

De laatste twee jaar heb ik mijn geiten laten dekken door de bok Liesje’s Sipke 4-0 uit Friesland. Het eerste jaar ben ik ermee naar Franeker bij de familie Meijer geweest, en in 1968 naar de familie Terpstra in Marum.
Het is een pluimpje waard hoe wij daar bij de families Meijer en Terpstra werden ontvangen. Heel wat bokhouders kunnen nog van hen leren hoe of de verzorging van een bok moet zijn.
Liesje's Sipke
Vader: Riemke's Sipke
Moeder: Liesje 5
Geboren in 1960. AV ab
Sander
Vader: Liesje's Sipke
Moeder: Greetje 5
Geboren in 1968. AV ab
Vorig jaar in Hemrik heb ik de eerste geit aangekocht, namelijk Grietje KS 18-7 van Gebroeders Terpstra te Marum. Het is een driejarige geit en ze is met ab voor algemeen voorkomen en ab voor uier opgenomen in het stamboek.
Als eenjarige produceerde ze 916 kg melk met 4.39% vet in 338 dagen. Ik ben er erg mee ingenomen: het is precies of ze bij mijzelf geboren is, zo voelt ze zich bij mij thuis.
Grietje behaalde dit jaar op de lokale keuring vlot het kampioenschap.

Veel geitehouders denken te licht over de voeding en verzorging van de geiten. een mooie geit komt niet van niets. Aan het exterieur kan met niets veranderen, maar wel het jasje. Er moet aandacht en tijd aan worden besteed.
Elke morgen om kwart over vijf sta ik op, zodat ik om vijf uur op de boerderij van mijn ouders kan zijn, waar ik mijn geiten heb. Dan ga ik de geiten eerst melken en krijgen ze bij de zomerdag hun biks en haver.
’s Winters krijgen ze meer, het rantsoen bestaat dan uit voederbieten, pulp, biks, haver, oud brood en volop eerste klas hooi.
Als het gras ’s morgens droog is, gaan ze met zijn tienen los in het land. Vijf oude geiten, vier lammeren en een schaaplam.
Het schaaplam is van mijn broer, wiens stamboekschaap twee ooitjes kreeg, waarvan ze een niet wou aannemen. Grietje, de aangekochte geit van de Gebroeders Terpstra uit Marum, kreeg twee bokjes en een dood ooilam. Daar ik de twee bokken heb opgeruimd, liet ik het schaapje een paar keer per dag onder Grietje zuigen.
Na een paar dagen liet ik het schaaplammetje onder het voeren er bij in het hok en Grietje nam het lammetje aan. Waar de geit is, is het schaaplam en omgekeerd. Ik hoef er niet mee naar om te kijken, het schaaplam zuigt Grietje altijd zelf, het is net moeder en dochter.

’s Middags tegen vier uur komen de dieren weer in de schuur, ze krijgen biks, haver en volop hooi, en worden ze gemolken.
Twee keer per week worden de hokken grondig schoongemaakt en komt er fris stro in.
De verzorging van de geiten en het schoonhouden van de hokken doe ik zelf. Alle werk en tijd heb ik voor mijn dieren over.
B. Lieuwes-Uildersma, Wirdum
De Geitehouder, september 1969

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG