UIT DE MEDIA

 

Fokkerij belangrijke neventak maatschap Meekma-Van der Meer

“Show is hobby, het gaat om de melkproductie”

De lammerperiode is een drukke tijd voor maatschap Meekma-Van der Meer uit het Friesche Deinum. Tussen februari en juni moeten zo’n zevenhonderd geiten aflammeren. Vergeleken met andere geitenhouders zijn dat meer geiten over een langere periode, maar Meekma is dan ook geen standaardgeitenhouder. Fokkerij is een serieuze neventak van het bedrijf.

Klaas Sjoerd en Jannie Meekma begonnen in 1990 met hun geitenhouderij in Deinum. “Ik wilde boer worden, maar miste de slag met de komst van de superheffing. Toen de mestwetgeving ook voor geiten en schapen zou gaan gelden, heb ik halsoverkop honderd geiten gekocht”, vertelt Klaas Sjoerd Meekma, die toen nog landbouwjournalist was.
Het bedrijf telt nu zo’n 1.100 melkgeiten. “Wij waren het eerste bedrijf in Nederland met een miljoen kilo melk. Tegenwoordig zijn we gemiddeld qua grootte. In Gelderland, Noord-Brabant en Noord-Limburg zitten bedrijven die enkele duizenden geiten hebben.”

Qua omzet is de geitenhouder wel ‘bovenmodaal’ en dat heeft alles te maken met de fokkerijtak. Ieder jaar verkoopt hij zo’n vijfhonderd dieren, onderverdeeld in vierhonderd geitjes en honderd bokjes. “Voor het komend seizoen zijn er al weer zestig besteld. Die moeten nog wel geboren worden”, vertelt de ondernemer.
De inkomsten van het bedrijf komen nu voor 70 procent uit de melkproductie en voor 30 procent uit de afzet van fokmateriaal. Daarom worden er ook meer geiten gedekt dan op een standaardgeitenhouderij. Bij Meekma lammert twee derde van de geitenstapel af tegenover een derde bij zijn collega-geitenhouders.
 

Jongveeopfok op biggenroosters
Naast Klaas Sjoerd en Jannie Meekma werken dochter Antsje en drie vaste medewerkers mee op het melkgeitenbedrijf in Deinum. Het lammerseizoen is een drukke en spannende tijd voor de geitenhouders. Als er een lammetje is geboren, moeten ze dit zo snel mogelijk oormerken en registreren, zodat de afstamming bekend is.
De lammetjes krijgen biest en komen in zelfgemaakte eenlingboxen. Daarna worden ze in groepjes gehuisvest op biggenroosters, waar ze kunstmelk en brokjes krijgen. De laatste fase van de jongveeopfok is in de schuur, waar ze ook worden gedekt.
Een deel van de bokjes blijft op het bedrijf voor eigen fokkerij en verkoop. Als de bokken na zo’n zeven maanden dekrijp zijn, verkoopt Meekma ze. Om variatie in de bloedvoering te houden en inteelt te voorkomen, zet hij jaarlijks 25 eigen bokken in. “Een standaardbedrijf van onze grootte heeft ongeveer vijftien bokken, maar wij hebben er veertig”, vertelt hij.

Liefhebber
Meekma is altijd al liefhebber van fokkerij geweest. als landbouwjournalist volgde hij jarenlang de fokkerij in de melkveehouderij en nu is hij lid van het geitenstamboek. De Nederlands en Fries kampioene, exterieurtopper Merilla Maaike, staat in zijn stal.

Deelname aan keuringen is hobby, benadrukt hij. “Het geitenstamboek is vooral voor hobbyisten en staat ver van de professionele melkgeitenhouderij. Het gaat bij het stamboek vooral om de show.
Bij ons gaat het niet om de show, maar om een duurzame, productieve geit. Show is een beetje hobby erbij, de melkproductie is het belangrijkste”, vindt de melkgeitenhouder.
 
Klaas Sjoerd Meekma en de hoogdrachtige nationaal kampioene Merilla Maaike Z42760.

“Wij willen een geit die functioneel is, goed in elkaar zit en oud kan worden. Een dier dat meerdere keren kan aflammeren, met goede benen, een goede uier en een hoge levensproductie. Wij fokken melkgeiten en het maakt niet uit of daar een vlekje op zit. De beste geit is niet automatisch die met de hoogste productie. Het is een combinatie van dingen; het is een geit die je graag ziet en graag melkt.”

De maatschap begon met Witte stamboekgeiten en kruiste die met een Nubische bok. De nakomelingen bleken geen persistente producenten. Daarna ging Meekma insemineren met Frans zaad. “We waren eerst wel enthousiast, maar de Fransen richten zich te veel op indexfokkerij. De geiten bleken niet duurzaam genoeg.” 

Eigen bokken
De Engelse inbreng in zijn veestapel viel op eiwitgehalte tegen. De afgelopen tien jaar fokt de ondernemer met eigen bokken en zeker niet onverdienstelijk. Met een gemiddelde melkproductie van 1.300 kilo met 4,45 procent vet en 3,55 procent eiwit zit de maatschap in de top van Nederland. Vooral de gehalten zijn hoog.

De eigen fokkerij vereist een strakke administratie. Niet alleen om inteelt te voorkomen, maar ook om de prestaties van de dieren te kunnen onderbouwen met cijfers. “Melkcontrole doen we met vijf man”, zegt de geitenhouder. Voor de veeadmininstratie maakt hij gebruik van het programma EGAM van ELDA ICT & Services. In de top 50 van de deelnemers komen zes geiten van de maatschap Meekma-van der Meer voor.

Een select aantal bokken en geiten wordt geregistreerd in het stamboek met Merilla als stalnaam. “Mijn afnemers zijn melkers, geen fokkers. Zij doen niets met stamboekpapieren, maar willen graag een bok of geit van ons bedrijf vanwege de goede prestaties”, zegt Meekma.

“De meeste geitenhouders gebruiken meerdere bokken per groep, zodat de vader van de lammeren onbekend is. Wij dekken individueel. Dat is meer werk en zorgt voor een langer aflammerseizoen, maar je weet van ieder lam de afstamming en dat is voor de fokkerij belangrijk. In Nieuw-Zeeland wordt via DNA-monsters de afstamming bepaald, maar dat is vrij prijzig. De melkprijs in Nieuw-Zeeland is veel hoger dan die bij ons, wel vier keer zo hoog als de prijs voor koeienmelk”.

De fokkerij is vooral een binnenlandse aangelegenheid. Buitenlandse inbreng is lastig vanwege veterinaire beperkingen en het gebrek aan goede fokprogramma’s. Er gaan wel bokken en geiten de grens over – Nederlandse geiten zijn vooral gewild vanwege de vrije status voor CAE (zwoegerziekte) en CL (bultenziekte) – maar verplicht scrapie-onderzoek maakt export duur. Meekma speelt hierop in door op scrapieresistentie te fokken en heeft de eerste gecertificeerde scrapieresistentie bok gefokt. Dat biedt perspectief voor de buitenlandse handel.

Aziaat wil geitenmelk
De melk van de maatschap gaat naar de kaasfabriek van Henri Willig in Heerenveen en een deel naar De Molkerei in Sint Annaparochie.
De meeste Nederlandse geitenkaas gaat naar Duitsland. De Chinese markt is sterk in opkomst. Niet voor kaas, maar voor babyvoeding.
“Veel Aziatische baby’s blijken allergisch te zijn voor koeienmelk. Dat heeft te maken met de samenstelling van de eiwitten. Geitenmelk is een goed alternatief en China is een enorme groeimarkt. Dat vind je ook terug in de nieuwe zuivelbedrijven die in Nederland zijn en worden gebouwd”, zegt Meekma.
De melk voor de babyvoeding heeft een andere samenstelling nodig dan die voor kaas.
“Uit onderzoek in Nieuw-Zeeland blijkt dat geitenmelk waarvan de samenstelling het meest afwijkt van koeienmelk, het interessants is voor babyvoedingsproducenten.
Maar die melk is weer minder interessant voor kaasproductie.
Wij passen ons fokbeleid niet aan, omdat onze melk de kaasbak in gaat, maar er liggen wel kansen.”
   
Merilla Ursus (Merilla Adema x Merilla Strider) vererft melk die geschikt is voor babyvoeding.

Uitbreidingsplannen
Meekma maakt zijn eigen bedrijf klaar voor de toekomst. Met 1.000 melkgeiten is de stal vol en daarom ligt er een vergunningsaanvraag voor een stal met 2.000 geiten met ruime maten en de mogelijkheden voor uitloop. “We hebben de afgelopen jaren vooral geïnvesteerd in grond en dat speelt ons nu in de kaart, omdat we grondgebonden zijn. Maar de bouwvergunning ligt er nog niet; dat is een moeizaam traject.”
De maatschap heeft 40 hectare land in gebruik, waarvan 23 hectare in eigendom. “Als boer moet je over je eigen land kunnen lopen.”
Op veel land wordt in combinatie met aardappeltelers vruchtwisseling toegepast voor de verbouw van grasklaver en Italiaans raaigras en pootaardappelen. “Op deze manier kunnen we optimaal de eigen mest gebruiken.” Een derde van de eigen mest wordt op het eigen land aangewend, de rest gaat naar akkerbouwers in de omgeving. Het stro voor de potstallen komt uit de eigen regio. “Eigenlijk vreemd: je betaalt voor het stro, maakt er verrijkte compost van, waarvoor je vervolgens nog eens moet betalen om het af te zetten.”

De geitenfokkerij heeft in de loop der jaren de passie voor die van de koeien overgenomen. “Koeienfokkerij was altijd leuk, omdat er een grote groep boeren mee bezig was. Geitenfokkerij is toch iets van een klein clubje. Maar het aantal melkveehouders dat nog echt met de fokkerij bezig is, daalt, vooral door de komst van genomics. In de geitenfokkerij kun je in mijn ogen meer creativiteit en inzicht kwijt.”

Tekst: Ide Hylkema
Foto's: Fam. Meekma
AgriVisie, 27 oktober 2007

.

WWW.WITTEGEITEN.ORG