Scherpe blik voor objectieve beoordeling |
|
Geitenhouderij start met een serie artikelen over het keuren van geiten. Welke kenmerken zijn van belang? Waar valt precies op te letten?
Met het oog van de meester geeft kenner Piet van Haperen inzicht in de geheimen van het vak.
|
|
Klik op de afbeelding voor een
vergroting. |
|
|
Het is de bedoeling dat het toelichten van geiten aan de hand van foto’s de komende tijd een vaste rubriek gaat vormen in Geitenhouderij. Het lijkt me nuttig in dit eerste artikel de onderdelen van de geit oppervlakkig te bespreken. Om aan te geven waarop wij moeten letten om onze dieren zowel in de keuringsring als bij de opname in het stamboek/hulpstamboek zo objectief mogelijk te beoordelen.
Aan de hand van het keuringsrapport zullen we eerst de zeventien lineaire kenmerken van de onderbalk en de waardering van de bovenbalkkenmerken enigszins toelichten. Zodat de betekenis van een aantal kenmerken duidelijk is om de dieren te gaan vergelijken in een van de volgende nummers van Geitenhouderij.
Allereerst de onderbalkkenmerken van het keuringsrapport. Dit zijn kenmerken die kunt constateren. Ze worden beoordeeld op een schaal van 1 tot en met 9, met uitzondering van de scores voor vooruieraanhechting en achteruierhoogte. Dit zijn namelijk maximumkenmerken. Score 5 wordt steeds als meest ideale gezien.
Een uitzondering is de hoogtemaat, die wordt gemeten in centimeters.
|
|
|
Bij onderstaande kenmerken wordt gelet op het volgende:
Kop: Bij de kop wordt gekeken naar de verhouding lengte en breedte. Een rasgebonden eigenschap, omdat de lengte- en breedteverhouding bij Wit en Bont anders is dan bij de Toggenburgers, terwijl de kopvorm van de Nubische geit een specifiek raskenmerk is.
Hals: Hier let men vooral op de lengte van de hals in verhouding tot het gehele lichaam (rasgebonden).
Voorhand: Bij de voorhand wordt gekeken naar de afstand tussen de voorbenen (daar waar de benen de romp verlaten). Te smal is score 1 (te teer), te breed is score 9 (tast het type aan). Ook hier weer een rasgebonden eigenschap, omdat de Toggenburgers bij een gelijke score iets breder zullen moeten zijn dan de drie andere rassen.
Inhoud: De inhoud wordt bepaald door de breedte en diepte van de middenhand (met nadruk op riblengte).
Bovenbouw: De sterkte van rug en lendenen.
Kruislengte: De afstand van heupbeen naar zitbeen. Ook weer een rasgebonden eigenschap, want bij Toggenburgers moeten wij dat weer anders beoordelen dan bij de andere rassen.
Kruisligging: De ligging van de zitbeenderen ten opzichte van de heupbeenderen.
Stand achterbenen: De stand van de achterbenen is de hoek van de hak van opzij gezien. Een denkbeeldige rechte lijn van het zitbeen naar de achterkant van het spronggewricht met als derde raakpunt de bijklauwen geeft de ideale achterbeenstand. Bij het beoordelen van dit kenmerk zal het dier zo opgesteld moeten staan dat de benen gelijkmatig worden belast.
Beenkwaliteit: Het wel/niet aanwezig zijn van vochtweefsel tussen vel en bot rondom het spronggewricht en het pijpbeen.
Kootlengte: Dit is de afstand tussen de bijklauwen en de kroonrand.
Bespiering: Bij de bespiering wordt met name gekeken naar de dikte van het spierenpakket in de bovenbouw en de achterhand, de openheid tussen de ribben en de vlakheid van de botten.
Vooruieraanhechting: De vooruieraanhechting is de hoek die de vooruier maakt met de buikwand. Een kenmerk waarbij men te allen tijde kan vaststellen: hoe vaster, hoe beter.
Uierdiepte: De afstand van de uierbodem tot de grond in verhouding tot de hoogtemaat, wordt uierdiepte genoemd. Als de bodem van de uier gelijk hangt met de hak, wordt score 3 gegeven. Wat betekent: minder duurzaamheid. Een erg ondiep uier krijgt score 9. Dit duidt op te weinig opslagcapaciteit. Ideaal is dus weer score 5.
Speenlengte: De gewenste lengte is 5 cm. Dit geeft score 5. Twee cm of korter is score 1. Bij negen cm of langer behoort score 9.
Speenstand: Dit is de afstand van de spenen bij inplant in uier in relatie tot de breedte van de uier. Recht naar beneden, iets naar binnen de uier geplaatste spenen zullen voor dit onderdeel score 5 opleveren.
Ophangband: Een sterke, goed zichtbare band loopt meestal hoog door in de achteruier, hetgeen score 5 zal opleveren. Een zwakke, onzichtbare band krijgt score 1. Met het accent op de sterkte van de band onderin de uier.
Achteruierhoogte: De achteruierhoogte is de afstand tussen het zitbeen en de uierplooi. Ook voor dit kenmerk geldt: hoe hoger, hoe beter. Zit de achteruierhoogte op de helft van de afstand tussen zitbeen en hak, dan zal dat score 3 opleveren.
|
|
|
|
Na het beoordelen van de onderbalkkenmerken wordt gekeken of het dier eventueel in meer of mindere mate afwijkingen vertoont bij een bepaald onderdeel. Indien nodig zal dit ook worden genoteerd op het keuringsrapport in de tabel afwijkingen.
Als laatste worden de bovenbalkkenmerken beoordeeld. De bovenbalkkenmerken houden verband met verschillende onderbalkkenmerken. Het verschil is dat wij de bovenbalkkenmerken niet lineair scoren, maar gaan waarderen. Wat is het betreffende dier waard?
Wij gaan dus de algemene waardering van het dier in de bovenbalk vastleggen. Dit kan varieren van 69 tot en met 99 punten. De totaalscore komt tot stand volgens een formule uit de punten die men toekent aan de kenmerken type, ontwikkeling, beenwerk en uier.
Bij de bovenbalkkenmerken wordt vooral het accent gelegd op het volgende:
Type: De mate waarin het dier voldoet aan de rastypische kenmerken in combinatie met melkopdruk en kracht. Met nadruk op verhoudingen.
Ontwikkeling: De waardering van hoogte, lengte, breedte en inhoud van het dier in relatie tot leeftijd.
Beenwerk: De stand, de kwaliteit en met nadruk het gebruik van de benen en klauwen.
Uier: De totaalwaardering voor de uier, waarbij speenplaatsing, ophangband en uierdiepte de belangrijkste kenmerken zijn bij dit onderdeel.
Algemeen voorkomen: Het algemeen voorkomen geeft dus een totaalindruk van het dier, met nadruk op de scores voor type en uier.
Alles bij elkaar dus tal van punten die wij kunnen/moeten gebruiken om onze dieren op hun juiste waarde te taxeren, zowel bij een opname als in de keuringsring.
In de volgende nummers van Geitenhouderij zullen er steeds twee dieren worden omschreven en met elkaar vergeleken. Let wel, wij gaan steeds uit van een foto. Dus een beoordeling vanaf een foto zal vrijwel nooit hetzelfde zijn als van de geit in werkelijkheid. Een aantal kenmerken is op een foto erg moeilijk of niet te beoordelen.
Daarnaast zal in ieder nummer een onderdeel gedetailleerd worden besproken.
|
Piet van Haperen
Geitenhouderij, januari 2004
|
|